Kleurenblindheid

Wanneer je kleurenblind bent, kun je sommige kleuren niet goed zien of zelf helemaal geen kleuren zien. Als je sommige kleuren niet goed kunt zien dan wordt dit onvolledige kleurenblindheid genoemd. Het vaakst komt rood-groen kleurenblindheid voor, waarbij je weinig of geen verschil ziet tussen rode en groene tinten. Dan is er nog geel-blauw kleurenblindheid, waarbij je blauw en geel niet van elkaar kunt onderscheiden. Dit komt echter minder vaak voor. Wanneer er sprake is van volledige kleurenblindheid dan wordt dit achromatopsie genoemd. Iemand ziet dan alleen grijstinten.

Meestal is kleurenblindheid al vanaf de geboorte aanwezig, bijna altijd door een aan de X-chromosoom gebonden recessief gen. Dit betekent dat bijna altijd bij mannen optreedt. Zelden die je kleurenblindheid bij vrouwen, maar zij kunnen het gen wel doorgeven aan hun kinderen. Kleurenblindheid komt in Nederland voor bij ongeveer 1 op de 12 mannen en 1 op de 200 vrouwen. Kleurenblindheid is soms het gevolg van een probleem met de manier waarop de hersenen kleur interpreteren, maar meestal is het zo dat mensen met kleurenblindheid bepaalde fotoreceptoren achter in het oog missen. De meeste gevallen van kleurenblindheid wordt door een tekort aan of een afwijking van één van de typen fotoreceptoren veroorzaakt. Je kunt op kleurenblindheid getest worden als het bekend is dat de afwijking in de familie voor komt. Sommigen mensen kunnen worden getest omdat ze problemen hebben met het onderscheiden van kleuren. Anderen, bijvoorbeeld piloten, worden getest omdat zij vanwege hun beroep in staat moeten zijn om kleuren goed te kunnen onderscheiden. Kleurenblindheid is niet te genezen, maar in sommige gevallen kunnen de kenmerken minder worden met hulpmiddelen zoals een speciale bril, zonnebril of contactlenzen. Bij kinderen is het belangrijk dat bijvoorbeeld een leerkracht op de hoogte is van de kleurenblindheid, omdat het problemen zou kunnen geven bij het maken van opdrachten, waarbij gebruik wordt gemaakt van verschillende kleuren.


Kleurenblindheid is een aandoening waarbij een persoon moeite heeft om bepaalde kleuren te onderscheiden. Dit komt doordat er problemen zijn met de zogenaamde kleurenconecellen in het oog. Deze cellen zijn verantwoordelijk voor het waarnemen van kleuren.

De oorzaak van kleurenblindheid ligt vaak in erfelijkheid. Als een ouder kleurenblind is, is de kans groter dat een kind ook kleurenblind wordt. Soms kan kleurenblindheid ook ontstaan door andere oorzaken, zoals oogziekten, medicijnen of oogletsel.

Kleurenblindheid kan een aantal gevolgen hebben voor iemand die eraan lijdt. Zo kan het bijvoorbeeld moeilijk zijn om bepaalde kleuren van elkaar te onderscheiden, wat problemen kan geven bij het lezen van kaarten of het kiezen van kleding. Ook kan kleurenblindheid problemen geven op het werk, bijvoorbeeld als iemand in een beroep werkt waarbij het onderscheiden van bepaalde kleuren belangrijk is, zoals in de chemie of de elektronica.

Er bestaan geen medicijnen of behandelingen die kleurenblindheid kunnen genezen. Wel zijn er hulpmiddelen beschikbaar die kleurenblinden kunnen helpen om beter kleuren te onderscheiden. Zo zijn er bijvoorbeeld speciale brilglazen of contactlenzen die bepaalde kleuren beter zichtbaar maken, of zijn er computerprogramma's die kleuren op een andere manier weergeven zodat ze beter te onderscheiden zijn. Het is belangrijk om te zoeken naar de hulpmiddelen die het beste werken voor de specifieke kleurenblindheid van iemand.